Bel ons
Menu
Sluit
Bel ons
Menu
Sluit
Home
Camille Saint-Saëns - deel I

Camille Saint-Saëns - deel I

Componist Camille Saint Saëns

Componist, pianist, organist, dirigent en pedagoog
Parijs, 9 oktober 1835 - Algiers, 16 december 1921 

Inleiding

2021, een nieuw jubileumjaar

Was 2020 overduidelijk ‘het Beethovenjaar’, wie ‘jubileren’ er in 2021? Ongetwijfeld is Camille Saint-Saëns de bekendste componist van de jubilarissen, hij stierf 100 jaar geleden. Maar hij heeft geduchte concurrenten: Josquin Desprez stierf 500 jaar geleden, Jan Pieterszoon Sweelinck 400 jaar geleden, Engelbert Humperdinck (de componist van ondermeer de opera ‘Hänsel und Gretel’) 100 jaar geleden en Igor Stravinsky stierf 50 jaar geleden. Voorts werd Tomaso Albinoni 350 jaar geleden geboren, kwam Giovanni Bottesini 200 jaar geleden ter wereld en zag Astor Piazzolla 100 jaar geleden het levenslicht. Als ik het zo inschat en de diverse concertprogramma’s van de concertzalen bekijk, zal de relatief bekende Saint-Saëns, aan wie ik graag dit blog wijd, dit jaar de grootse ’concurrentie’ ondervinden van Sweelinck en Stravinsky.

Camille Saint-Saëns was een Frans componist die het gezicht was van de Franse muziek, tijdens de tweede helft van de 19e eeuw. Het werk waarmee hij bij miljoenen mensen over de hele wereld beroemd werd, mocht tijdens zijn leven op eigen verzoek niet uitgevoerd worden. Alleen 'De Zwaan' uit zijn Carnaval des Animaux achtte hij zijn reputatie, als één van de grootste Franse componisten, waardig.

Saint-Saëns was een bejubeld Mozartlaans wonderkind, maar als oude man werd hij verguisd. Waarom? Men vond hem sowieso als persoon niet bepaald sympathiek, maar als we het even heel ‘zwart-wit- stellen, had de tijd hem bij zijn dood in 1921 ingehaald en gold Saint-Saëns, ondanks zijn invloed op Ravel en Fauré, als een middelmatig talent en een ouderwets componist die de tijdgeest geheel miste. De gamelan, waarvan Debussy zo onder de indruk was, noemde Saint-Saëns ”de klank van een verzameling beesten waar de keel van afgeknepen was”.

Dat mag zo zijn, Saint-Saëns heeft erg mooie muziek geschreven, waaronder een paar grote ‘toppers’ als het ‘Carnaval der dieren’, de ‘Danse Macabre’ en mijn favoriet, de ‘Orgelsymfonie’, die ik allemaal heb gespeeld als orkestmusicus. En als violist studeer(de) je natuurlijk zijn 3e Vioolconcert, de ‘Havanaise’ en het virtuoze én melodieuze ‘Introduction et Rondo Capricioso’. Kortom: tijd voor een blog met en passant een paar van mijn favoriete muziekfragmenten, geniet u mee?!

Camille Saint-Saëns - zijn leven

Vaderloze Jeugd

In 1834 trouwde Jacques Saint-Saëns, medewerker van het ministerie van Binnenlandse Zaken, met Clémence Collin. Het stel trok in bij een oom en tante van Clémence, maar al binnen een jaar na het huwelijk pakten donkere wolken zich boven het huis samen. Zowel de oom van Clémence als ook haar echtgenoot stierven, de laatste slechts drie maanden nadat zijn zoon Camille geboren was. Het jongetje werd door zijn moeder en oudtante, die hem vanaf zijn derde jaar pianoles gaf, opgevoed. Tevens ging hij op orgelles. Camille was een echt wonderkind. Hij had een opvallend goed gehoor en geheugen en een grote aanleg voor pianospel.

Op zevenjarige leeftijd begon hij te componeren en zijn eerste openbare optreden vond plaats in de Salle Pleyel te Parijs in 1846. Daarbij verbijsterde hij het publiek door het te laten kiezen welke van de 32 pianosonates van Beethoven hij zou spelen!

Op school was Camille een snelle leerling en toonde hij grote interesse voor vakken als Latijn, Grieks, natuur- en wiskunde, astronomie, archeologie, en filosofie en toen hij één van zijn eerste composities verkocht, schafte hij voor het verdiende geld dan ook een telescoop aan.

Conservatorium Parijs

Op slechts 13-jarige leeftijd werd Saint-Saëns aangenomen als leerling aan het Parijse conservatorium, waar hij onder meer orgel-, compositie- en zanglessen volgde.
Hij sloot er vriendschappen met componisten als Gounod, Rossini en Berlioz.

Op zijn achttiende componeerde hij zijn Eerste symfonie en datzelfde jaar werd hij benoemd tot organist van de Église Saint-Merri.

Vier jaar later verruilde hij deze kerk voor de Madeleine, waar hij twintig jaar lang werkte. Franz Liszt, die hem daar kwam beluisteren, roemde hem om zijn improvisatiekunst en noemde hem de beste organist ter wereld. Saint-Saëns op zijn beurt organiseerde diverse concerten om de symfonische gedichten van Liszt in Frankrijk meer bekendheid te geven.

Want, naast zijn eigen werk als musicus, wijdde hij zich niet alleen met liefde aan het promoten van Franse muziek, maar ook dat van zijn tijdgenoten buiten Frankrijk. Saint-Saëns was een fan van het werk van Wagner, muziek van Schumann zette hij met enige regelmaat op zijn eigen lessenaar en hij dirigeerde concerten waarin muziek van Liszt gespeeld werd. Daarnaast zette hij zich in om muziek van 'oude' meesters als Bach, Händel en Mozart opnieuw te laten klinken.

Als 29-jarige componist dong hij mee naar de ‘Prix de Rome’, maar men weigerde hem een prijs te geven, omdat hij als beroemdheid geen aanmoediging meer nodig zou hebben…

Ecole Niedemeyer

Tussen 1861 en 1865 doceerde hij tevens aan de Ecole Niedemeyer. Daar bevond zich ook Fauré onder zijn leerlingen, wat resulteerde in een levenslange vriendschap en meester/leerling-verhouding. Als docent werd hij er geprezen om de intellectuele uitdaging die hij zijn studenten verschafte en de ogen die hij hen opende voor moderne muziek en kunst. In diverse tijdschriften verschenen artikelen over muziek van zijn hand.

Luisterfragment: Pianotrio nr. 1 in F, opus 18 (1864) 

Reeds in 1848 deed Camille Saint-Saëns als 13-jarige een eerste poging om een pianotrio te componeren, maar hij gaf die al snel op. Tijdens een reis door de Auvergne en de Pyreneeën in 1864 begon hij te werken aan zijn Eerste Pianotrio (het Tweede schreef hij in 1892). Eenmaal terug in Parijs werd het trio snel afgewerkt: oktober 1864 staat op het manuscript. Saint-Saëns heeft met dit Trio vanaf de eerste uitvoering heel veel succes gehad. Hij heeft het stuk vaak zelf uitgevoerd als pianist en hij heeft het opgedragen aan zijn vriend, de cellist Alfred Lamarche. Befaamde trio’s als Ysaye-Hollmann-Pugno en Thibault-Casals-Cortot hebben het ook vaak in aanwezigheid van de componist gespeeld. Zelfs Ravel zou toegeven dat hij voor zijn kamermuziek door dit werk van Saint-Saëns beïnvloed is geweest.

In zijn monografie van Saint-Saëns breekt Arthur Hervey (1855 -1922), Iers componist, muziekcriticus en expert in Franse muziek, een lans voor dit werk, waar ik mij graag bij aansluit.
Niet alleen stelt Hervey dat Saint-Saëns de eerste Franse componist is die zich, binnen het genre van de kamermuziek, competitief tegenover zijn Duitse voorgangers kan opstellen. Maar ook voegt hij er nog enkele adjectieven aan toe: “de evidente uiting van jonge spontaneïteit, de suggestie van de opgewektheid en de lichthartigheid van iemand die al zijn zorgen door de wind heeft laten wegblazen en nu bruist van de inspiratie, ingegeven door de wonderen van de natuur”. Voor hem is dit Trio “één grote dagtocht door de natuur (in het 1e deel); een processie van middeleeuwse monniken door de kloostergang van een oude abdij (het 2e deel, Andante); het plotse schitterendste zonlicht dat men zich maar kan voorstellen (Scherzo); de hierdoor opgewekte vreugde wordt tot een climax opgevoerd in de finale”.

Tijdens mijn studietijd aan het Conservatorium van Amsterdam heb ik een paar jaar pianotrio’s gespeeld met medestudenten. van dit trio speelden wij bijzonder graag.

Luistert u naar het openingsdeel, het Allegro vivace, in een prachtige opname van het legendarische Beau Arts Trio:

 

Société Nationale de Musique 

De Duitse muziek begon vanaf de jaren ‘70 van de 19e eeuw echter een steeds grotere opmars in Frankrijk te maken, tot grote tegenzin van de nationalistisch ingestelde Saint-Saëns. Daarom richtte hij samen met samen met Romain Bussine in 1871 de ‘Société Nationale de Musique’ op.
De stichting hield zich bezig met het bevorderen van de Franse muziek en het bieden van een podium aan beginnende Franse componisten, voor wie hij concerten organiseerde.

Een ongelukkig huwelijk

In 1875 huwde de bijna 40-jarige Saint-Saëns het 19-jarige meisje Marie-Laure Truffot. Zijn moeder keurde het huwelijk af en het ingewikkelde karakter van haar zoon maakte dat het huwelijk niet over rozen liep. En het behoeft geen betoog dat de dood van hun beide kinderen hun relatie niet bepaald bevorderde. De tweejarige André viel uit het raam van de derde verdieping van hun woning en Jean overleefde een kinderziekte niet. Deze twee enorme tegenslagen gebeurden in anderhalve maand tijd. Saint-Saëns gaf de schuld aan zijn vrouw. Hij liet haar drie jaar later in de steek tijdens een vakantie.

Vriendschap met Liszt

Begin jaren 50 (van de 19e eeuw) ontmoette Saint-Saëns voor het eerst Franz Liszt. Er ontstond een hechte vriendschappelijke band tussen de twee componisten. De pianistiek van Liszt zou een grote invloed hebben op Saint-Saëns’ componeren en pianospelen; hij kreeg de bijnaam ‘Franse Liszt’. In navolging van Liszt schreef Saint-Saëns vier symfonische gedichten waaronder Le Rouet d’Omphale uit 1871 en Danse Macabre uit 1874 het bekendst zijn.

Luisterfragment Danse Macabre (1874)

De Danse Macabre is een symfonisch gedicht van Saint-Saëns. De eerste versie van het stuk was een lied, gecomponeerd in 1872 op tekst van Henri Cazalis, getiteld “Le Danse Macabre”.
Twee jaar later vergrootte en bewerkte de componist dit lied tot het fameuze symfonische gedicht. Bij de eerste uitvoering van de Danse Macabre op 24 januari 1874 onder leiding van Édouard Colonne vond het publiek de Danse te ongewoon. Saint-Saëns gebruikt namelijk niet-harmonieuze muzikale effecten om de dodendans zo beeldend mogelijk voor te stellen.
De muziek volgt het verhaal van de dichter Cazalis. De beelden uit dit gedicht komen deels terug in de voorstelling van het spookslot. Het maanlicht doorbreekt de donkere wolken. Opvallend in deze compositie is met name het gebruik van de xylofoon, een instrument dat de indruk wekt alsof de muziek wordt uitgevoerd op menselijke schedels.

Hoe zit het stuk zo’n beetje in elkaar?
Een lieflijke harp speelt de twaalf klokslagen over het kerkhof, waarmee het muziekstuk begint; daaronder spelen de strijkers geheimzinnige akkoorden en tokkelen pizzicato-noten. De celli en contrabassen introduceren de Dood die de gestorvenen uit hun graven wekt. De dood opent zijn vioolpartituur met een melodie in een verminderde kwint, ook wel duivelsinterval genoemd (G-D-A-Es in plaats van de reguliere vioolstemming G-D-A-E); dit klinkt dus “vals”. Via een thematische opbouw van strijkinstrumenten bereikt het stuk zijn eerste hoogtepunt: in de verbeelding komen meer en meer doden uit hun graven en beginnen met elkaar te dansen. De strijkers nemen de dodendans over maar worden door de dodenviool onderbroken. Door afwisselingen in het tempo en in het gebruik van instrumenten wordt de spanning opgebouwd. De arme man danst met de rijke vrouw, de dood kent geen verschillen. De viool speelt steeds expressiever en de wervelwinden zijn duidelijk hoorbaar. Op een gegeven moment volgen in steeds verschillende instrumentengroepen de inzetten elkaar fugatisch op: fagot, cello, alt, 2e viool, hoorn, 1e viool, hobo, klarinet, trompet, trombones en tuba. Steeds voller en heftiger klinkt de melodie, alsof de skeletten door de wind worden opgejaagd, waarbij het het getik van de xylofoon verwijst naar het ratelen van de dansende botten. Dit in het besef dat ze voor zonsopkomst teruggekeerd moeten zijn in hun graven. De dans stopt bij de hoorntonen, de haan kraait (gespeeld op een hobo), de dans is abrupt voorbij en we horen de grafstenen weer dichtvallen. De zon komt op, De dood blijft als laatste achter, zittend op een grafzerk, en speelt op zijn viool een afscheidsmelodie. De strijkers sluiten de scène af in dezelfde stilte van het kerkhof zoals het muziek was begonnen.

Luistert u naar de opname waarmee ik ben opgegroeid: het Concertgebouworkest onder leiding van Eduard van Beinum met Herman Krebbers als vioolsolist. 


De opera’s van Saint-Saëns worden zelden nog uitgevoerd. De enige die repertoire heeft gehouden is zijn meesterwerk Samson et Dalila (opera) uit 1876, maar dat is me dan ook wel een meesterwerk! Aanvankelijk werd de opera geweigerd, maar Liszt ontfermde zich erover en zorgde voor een uitvoering in Weimar begin 1877. Het werd een groot succes. Pas in 1892 werd de opera in Parijs uitgevoerd.

Luisterfragment: Aria 'Mon coeur s'ouvre à ta voix' uit de opera Samson et Delila - 1876

De geschiedenis van dit verhaal is ontleend aan het bijbelboek Richteren en speelt zich af in Gaza en omgeving, rond de12e eeuw voor Christus. Samson leidt de opstand van de Joden tegen de Filistijnen, maar wordt na zijn succes verleid door Dalila, die hem in opdracht van de hogepriester van Dagon het geheim van kracht ontfutselt. Samson wordt gevangen genomen en zijn ogen worden uitgestoken. Als de Filistijnen tijdens een feest ter ere van de god Dagon niet alleen hem, maar ook de god van Israël tot mikpunt van hun spot maken, bidt Samson om nog éénmaal zijn vroegere krachten terug te krijgen. Zijn gebed wordt verhoord en hij duwt de steunzuilen van de tempel omver, waardoor de verzamelde Filistijnen onder het neerstortende puin bedolven worden. Het volk van Israël is bevrijd, maar de conditio humana voor een verzoening tussen de vijanden blijft een utopie.

Het werk vraagt om twee hoofdrolvertolkers met royale stem en dramatisch gevoel, hun scherp getekende karakters zijn geschilderd tegen een achtergrond van prachtig geschreven koren.
“Mon cœur s’ouvre à ta voix” (“Zacht ontwaakt mijn hart”) is één van de meest populaire aria’s van het mezzo-sopraan repertoire. De aria wordt in de 2e acte gezongen door Dalila, terwijl ze probeert Simson te verleiden het geheim van zijn kracht te onthullen.

De melismatische setting van de teksten vormt een bijzondere uitdaging voor de uitvoering van deze aria, aangezien legato-zang over een breed bereik vereist is.
Een kolfje naar de hand van Maria Callas:

 

Ontdek meer verhalen

Laat u inspireren door musici, reisverslagen of achtergrondverhalen bij de mooiste bestemmingen